De ideale omstandigheden voor een detectie is een vlak terrein waarop geen bovengrondse obstakels aanwezig zijn die de detectie kunnen belemmeren. Overal waar bovengronds obstakels staan kan geen detectie worden uitgevoerd. Omdat bij het uitvoeren van een computerondersteunde/non-realtime detectie (bijna) altijd gebruik wordt gemaakt van GPS, kan de aanwezigheid van bomen met een groot bladerdek ook vaak een belemmering zijn. Obstakels op het maaiveld kunnen ook zorgen voor (ferro)verstoring in de meetgegevens. Een detectie is dan wellicht wel mogelijk, maar de uitkomsten van de meetresultaten zijn niet naar wens. Denk hierbij aan menggranulaat, rijplaten, gebakken klinkers, etc. Naast bovengronds obstakels en obstakels op het maaiveld kunnen ook ondergrondse obstakels zoals kabels en leidingen zorgen voor een verstoring op de meetdata/meetapparatuur.