Dieptedetectie is het uitvoeren van detectie op locaties waar oppervlaktedetectie niet toereikend is en op locaties dieper dan 4,5 meter -mv. Dieptedetectie gebeurt in de meeste gevallen enkel naar afwerpmunitie en in uitzonderlijke gevallen naar grote geschutmunitie. Dieptedetectie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd:
- Door het boren van meetbuizen in een raster van 2,50 x 1,25 meter. Na het boren van de eerste meetbuis wordt een magnetometer (speciaal voor dieptedetectie) in de meetbuis neergelaten. Bij het geleidelijk omhoog halen van de sonde wordt data vastgelegd en wordt gekeken of binnen een straal van 1,50 meter een verdacht voorwerp aanwezig is. Indien dit niet het geval is kan de tweede meetbuis worden geplaatst. Dit herhaalt zich totdat de eerste meetrij (raai) is gezet. Hierna kan direct de tweede meetrij worden geplaatst op een afstand van 1,25 meter, omdat de eerste meetrij die locatie al heeft vrijgegeven. Na het zetten van de tweede rij worden alle meetbuizen direct gedetecteerd en worden de meetdata gecheckt op verdachte objecten. Indien geen verdacht object wordt waargenomen wordt rij 3 geplaatst. Dit proces herhaald zich totdat het gehele meetveld is gedetecteerd.
- In een raster (afhankelijk van het type magnetometerconus en de te verwachten afwerpmunitie) worden magnetometersonderingen uitgevoerd. Deze sonderingen worden realtime gezet. Dat wil zeggen dat tijdens het drukken direct de meetdata wordt uitgelezen. Wanneer een object wordt waargenomen wordt de sondering stopgezet.