Het vaststellen van de aanwezigheid van (mogelijke) CE door het met behulp van detectieapparatuur uitvoeren van een meting en de interpretatie van de meetgegevens. Er wordt onderscheid gemaakt in analoge/realtime detectie en computerondersteunde/non-realtime detectie.
Analoge/realtime detectie: detecteren waarbij de meetgegevens direct worden geïnterpreteerd en de significante objecten direct worden gelokaliseerd.
Computerondersteunde/non-realtime detectie: detecteren waarbij de meetgegevens worden opgeslagen en op een later tijdstip worden geïnterpreteerd. Bij het interpreteren van de meetgegevens kan een filter worden toegepast, waardoor er mogelijk meer verdachte objecten komen te vervallen. Dit resulteert in vele gevallen tot minder benaderwerkzaamheden dan bij een analoge/realtime detectie.